WALENBURCH (Pieter van), jongere broeder van den voorgaande, geb. te Rotterdam 1610, overl. te Keulen 21 Dec. 1675. Gelijk reeds boven werd medegedeeld, hadden beiden, toen zij in 1640 naar Keulen vertrokken, te zamen eenzelfde opleiding genoten; ook P.v.W. was in Frankrijk tot priester gewijd en had te Parijs den graad van licentiaat in de rechten behaald. 7 Dec. 1641 bevond hij zich nog te Keulen, want toen schreef hij van daar een brief aan zijn neef Jacob Roos, die advocaat was te Rotterdam en tevens secretaris der stad, om dezen geluk te wenschen met zijn overgang tot de katholieke Kerk.
In 1643 werd hem een opdracht gedaan, welke getuigde voor het groot vertrouwen dat men in zijn onpartijdigheid en doorzicht stelde. Op verlangen van den nuntius te Keulen, Fabio Chigi, die in deze handelde krachtens instructies van de Propaganda, ging P.v.W. toen naar de hollandsche missie, schijnbaar om zijn familieleden te bezoeken maar werkelijk om onderzoek in te stellen naar de hooggaande geschillen tusschen regulieren en seculieren aldaar. Het verslag, dat hij van zijn bevindingen opstelde, is voor de kennis van deze heillooze twisten van groot belang; het getuigt voor waardeering van beide partijen en schrijft de middelen voor om aan het conflict tusschen rechtsmacht ter eener zijde en privileges aan den anderen kant een einde te maken. Aanbeveling zou het verdienen om dit verslag in het oorspronkelijk latijn uit te geven en dan tevens den tekst der voorgeslagen artikelen van overeenkomst te geven. Toen P.v.W. 24 Dec. 1643 dit stuk opstelde, was hij reeds naar Duitschland teruggekeerd en bevond zich te Düsseldor, waar hij zijn groote gaven als controvertist, zoowel met de pen als met het woord, begon te ontvouwen. Talrijk zijn de geschriften, welke hij tot 1666 heeft uitgegeven om het katholieke geloof te verdedigen en toe te lichten. Door zijn afkomst ook met de protestantsche literatuur zeer vertrouwd, bond hij den strijd aan met de voornaamste niet-katholieke theologen van zijn tijd, o.a. met een Crocius in Duitschland, Drelincourt in Frankrijk, Coccejus te Leiden. Zooveel mogelijk werd daarbij bezadigheid in den vorm nagestreefd.
Wie het gros der theologen uit de zeventiende eeuw kent, zal het te meer in hem waardeeren dat hij zich tot regel stelde: ‘Ab injuriis abstinemus’. Geen wonder dat zijn geschriften de algemeene aandacht trokken; dat zelfs een Bossuet voor zijn Histoire des variations de verhandelingen van P.v.W. dikwerf heeft geraadpleegd. Niet minder groot was zijn invloed door het levende woord. Reeds te Düsseldorf werden door hem een aantal personen voor de katholieke Kerk gewonnen en aan het hof der hertogen van Pfalz-Neuburg was hij een steeds welkome gast. En toen in 1652 Ernst de geleerde landgraaf van Hessen-Rheinfels rekenschap wilde afleggen waarom hij tot de katholieke Kerk was overgegaan, liet hij zijn Conversionis ad fidem Catholicam motiva door de Walenburch's bewerken en verklaarde in een brief, welke daar is afgedrukt, dat hij voor zijne bekeering veel te danken had aan de geschriften en het onderhoud van dit kundig en bezadigd broederpaar. In 1655 werd, zooals reeds is gemeld, onder meerdere anderen, ook P.v.W. door de la Torre aan den paus als zijn coadjutor voorgedragen.
De keuze van Alexander VII is niet op hem gevallen en in 1656 treffen wij hem niet meer te Dusseldorp aan maar als auditeur van den nuntius Sanfelici te Keulen. Spoedig daarop moet hij zich te Mainz gevestigd hebben, kreeg daar gewichtige beneficies aan collegiale kerken en werd reeds in 1658 tot wijbisschop van dit diocees benoemd onder den titel van Mysie i.p.i. Bij het vervullen van zijn ambtsplichten bleef hij niettemin onverdroten werkzaam met het opstellen van controvers-geschriften en stond tevens den grooten Leibnitz met zijn grondige wetenschap trouw ter zijde in diens pogingen om de eenheid onder de christenen te herstellen. 14 Sept. 1669 stierf zijn broeder Adriaan, aan wien hij zoo innig was gehecht, in zijn bisschoppelijke woning te Mainz. Elf dagen te voren was daarjuist de uitgave gereed gekomen van de Opera omnia, waartoe P.v.W. het meeste had bijgedragen, terwijl Adr. zich vooral met het verzamelen en afdrukken had belast. Na het sterven van zijn broeder deed P.v.W. afstand van al zijne bedieningen te Mainz en werd in diens plaats tot wijbisschop van Keulen benoemd. Zes jaar lang heeft hij dit ambt daar vervuld, maar met het uitgeven van strijdschriften was het voorbij; wel heeft hij nog eraan gedacht een vijftal nieuwe verhandelingen te publiceeren, maar de dood is hem komen verrassen. 21 Dec. 1675 brak ook
voor hem het einde van een welbesteed leven aan. Zooals zijn testament voorschreef, werd hij in de Sint Pieterskerk te Keulen bij zijn geliefden broeder bijgezet; alle praal moest vermeden worden en zelfs geen opschrift kenmerkte het graf. P.v.W. is de laatste telg in de mannelijke linie van de Walenburch's geweest. Reeds in zijn leven had hij veel weggegeven aan hulpbehoevenden; wij hebben zijn aandeel in het stichten van beurzen aan het hollandsch college te Keulen boven herdacht. Wat er van het aanzienlijk vermogen overbleef, is na zijn dood aan de katholieke armen van Rotterdam gekomen.
Portretten van de beide Walenburchs vóór de Opera omnia, in bisschopskleedij, ten voete uit. Uit een prent van denzelfden onbekenden graveur, en de gebroeders slechts ter halve lijve voorstellende, blijkt dat de figuur rechts Adr. v.W. weergeeft, de figuur links P.v.W.
Van hen: Opera omnia (Coloniae Agripp. 1670 2 tom.). In het tweede deel zijn de volgende twee traktaten in het nederlandsch opnieuw afgedrukt: Den eenvoudigen Catholyck en Schip-reys van den geloovigen Thomas tot de eenigheyt van de ware kercke I.C.
Zie: I. Coccejus, Opera omnia (Amstel. 1675) VII; disputeert daar herhaaldelijk tegen hen in de Demonstratio potentiae S. Scripturae en in de Disputationes selectae; Foppens, Bibl. Belg. II, 1015-1016; de Feller, Biographie universele (Paris 1845) II, 140; Rasz, Die Convertiten seitderReformation (Freiburg i.B. 1868) VI,
471; VII, 397; Algem. Nederl. Familieblad 1883, no. 50; Wetzer und Welte's
Kirchenlexicon2 XII, 1195; Bijdr. bisd. Haarlem III, 444; Arob. aartsb. Utrecht register en XXXI, 381,382, 384; Bijdr. v. de Gesch. v.d.R.K. kerk in Nederland (Rott. 1888) alf. register . , Fruin, Verspr. Geschr. VIII, 54; Brom, Archivalia in Italië ('s Gravenhage 1909) I, 2167-2168; Rotterdam in den loop dereeuwen (Rotterdam 1906) II, 1e st. 86.
Hensen