VROLIK (Willem), geb. te Amsterdam 29 Apr. 1801, overl. 22 Dec. 1863, was de oudste zoon van den voorg. Hij volgde eerst de colleges te Amsterdam, later te Utrecht, kreeg daar de zilveren medaille voor het beantwoorden van een prijsvraag over bouw en functie van het gehoororgaan en verdedigde 20 Mrt. 1822 nog vóór zijn promotie (evenals zijn vader gedaan had) aan de utr. academie onder het praesidium van N.C. de Fremery een Specimen anatomico-physiologicum de Phocis etspeciatim de Phoca vitulina. In dat jaar ging hij voor 6 maanden naar Parijs om aan de Jardin des Plantes zijn studiën voort te zetten. Terug in 't vaderland, promoveerde hij 10 Juni 1823 tot med. doctor op een proefschrift: De mutato vasorum sanguiferorum decursu in scoliosi et kyphosi. Daarna vestigde hij zich als praktizeerend geneesheer te Amsterdam, maar ging voort met zijn anatomische onderzoekingen, die hij met zijn vrienden H.C. van Hall en G.J. Mulder uitgaf in een tijdschrift: Bijdragen tot de natuurkundige wetenschappen (1826-32). October
1828 naar Groningen beroepen als opvolger van Gerbrand Bakker sprak hij 20 Mrt.
1829 zijn intreerede uit: De foetu humano animalium minus perfectorum formas referente. Hier in Groningen vond hij de door Petrus Camper en Johannes Mulder bijeengebrachte schatten in het Anatomisch kabinet der hoogeschool een bron van veel leering voor hem. Doch nu braken de belgische onlusten uit. Vrolik voegde zich als vrijwilliger bij het leger als 2en luitenant bij de Flankeurs-compagnie der Groninger en Franeker
studenten. Intusschen was hij in den zomer van 1831 naar Amsterdam beroepen als opvolger van G.C.B. Suringar, voor ontleed- en heelkunde. 5 Dec. hield hij zijn intree met een rede: de Vinculo disciplinae physiologicae cum historia naturali. Hij wijdde al zijn krachten aan zijn onderwijs, zijn onderzoekingen, het door hem met zijn vader opgerichte ‘Museum Vrolik’, dat europeesche vermaardheid bezat en, als secretaris, aan de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Zijn onderwijs omvatte ontleedkunde, physiologie, dierkunde en na 1843 ook gerechtelijke geneeskunde. Uitzijn huwelijkmetTheodora Cornelia van Doorn werden hem2zoons en 5 dochters geboren. Van deze 5 zag hij er 4 ten grave dalen, en toen in 1860 ook de oudste bezweek, knakte hem dit, zoodat hij in 1863 ontslag moest aanvragen en hij na veel lijden 22 Dec. van dat jaar overleed.
Hij is bekend door zijn: Recherches d'anatomie comparée sur le chimpanzé (1841); id. surle Babyrussa (1848). De vele misgeboorten in zijn Museum voorhanden bestudeerde hij en gaf daarna uit: Over den aard en den oorsprong der Cyclopie (1834); Over dubbele misgeboorten (1840). Zoo gaf hij uit een Handboek der ziektekundige ontleedkunde, waarvan een deel: Aangeboren gebreken, ook onder den titel verscheen: De menschelijke vrucht, beschouwd in hare regelmatige en onregelmatige ontwikkeling (1840-42).
Zijn Tabulae ad illustrandam embryogenesin hominis etmammalium tam naturalem quam abnormem (1849) werd in 1850 door de Acad. des Sciences te Parijs met den prijs Montyon bekroond.
Voor de Encyclopaedie van anatomie en physiologie door den engelschman Todd uitgegeven, werd hem opgedragen de artikelen Quadrumana en Teratology te schrijven. Met Schroeder van der Kolk gaf hij een Note sur l'encéphale de l'Orang-Outang.
Hij maakte nog voor zijn lijden een begin met een Catalogue du Musée Vrolik en voltooide daarvan het anthropologische deel, d.w.z. de beschrijving van schedels, gipsafgietsels van schedels en geraamten. Het overige werd voltooid door Dr. Dusseau en verscheen 2 jaar na Vrolik's dood.
De schoone verzamelingen door de hoogleeraren Vrolik bijeengebracht zijn na den dood van Willem Vrolik in 't vaderland gebleven en werden en worden - voor zooveel mogelijk - nog met eerbied bewaard tot op den huidigen dag in 't Ontleedkundig Laboratorium te Amsterdam.
Zijn portret werd gegraveerd door N.W. Couwenberg en door J.P. Lange en gelithographeerd door F.A. Heyman.
Zie: J. v . d . Hoeven in JaarboekKon. Ak. v. W. 1863, 83-99; in Ned. Tijdschr. v. Geneesk. VIII (1864), 174 en in Levensber. Letterk. 1864, 41. Zie ook Nederl. Spectator 1864, 59; Geneeskundig Jaarboek 1865, 273.
Sasse