NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Vrolik, gerardus

betekenis & definitie

VROLIK (Gerardus), geb. 25 Apr. 1775 te Leiden, overl. 10 Nov. 1859 te Amsterdam, zoon van den fabrikant Willem V. Hij studeerde te Leiden en genoot daar vooral de vriendschap van prof. Brugmans. Vóór zijn 20en verjaardag nog, reeds in Febr. 1795, verdedigde Vrolik openlijk onder voorzitting van Brugmans zijn eerste akademische geschrift: de Homine ad statum gressumque erectum percorporis fabricam disposito. Zeer terecht schreef later van der Hoeven in zijn levensbericht van G. Vrolik: ‘Het kan misschien ... bevreemding wekken, dat het een opzettelijk betoog behoeft, dat de Mensch niet bestemd is om zich op handen en voeten te bewegen. Maar er waren destijds sommige schrijvers, die zulks voorgaven o.a. de italiaansche hoogleeraar Moscati te Pavia’ (en de hollander A. Schrage, S.) ‘Nog altijd’ zegt Prof. v.d.H., heeft nadat er meer dan 60jaren verloopen zijn, dit proefschrift zijn waarde behouden’, en werkelijk zeer veel in het betoog van Vrolik, dat nu meer dan een eeuw oud is, leest men nu nog met groot genoegen. Op grond van de verwachting door dit geschrift gewekt, werd hij tot hoogleeraar in de plantkunde beroepen aan het Athenaeum Illustre van Amsterdam; hij promoveerde vervolgens 10 Dec. 1796 met een dissertatie: de Defoliatione tot doctor in de geneeskunde. 3 Apr. 1797 hield hij zijn intreerede: de Eo quodAmstelodamenses ad rem botanicam exornandam contulerunt. Spoedig daarna werd hem het onderwijs in de Verloskunde opgedragen en de behandeling der kraamvrouwen in 't Binnen-Gasthuis. Zoo werd Vrolik de eerste hoogleeraar in ons land met een verloskundige kliniek. In deze betrekking ondervond V. zeer veel tegenkanting van vele ‘vroedmeesters’, doordat hij aan zijn leerlingen die handgrepen leerde, die de andere vroedmeesters aan de jongeren voor grof geld onderrichtten. Tegelijkertijd met de verloskunde, werd aan V. het onderwijs opgedragen in ontleed- en natuurkunde (waaronder men mede physiologie moet verstaan), gedeeltelijk als opvolger, gedeeltelijk te gelijk met Prof. Andreas Bonn. Bij die gelegenheid hield hij 5 Nov. 1798 een rede: de Viribus vitalibus in omni corpore organico observandis iisque constantibus. Vrolik schreef tal van studies op het gebied der vakken, die hij onderwees, maar geen enkel groot werk zag van hem het licht. Daarvoor was hij ook te zeer overladen met werk. Hij had een uitgebreide consultatieve praktijk en was daardoor in staat om allerlei dingen te verzamelen in een Museum van belang voorde gewone of de vergelijkende anatomie en voor de ziektekundige ontleedkunde; verder was hij gedurende jaren voorzitter of secretaris van de Departementale, Provinciale en Plaatselijke geneeskundige commissiën, van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, van 't Genootschap ter bevordering der Heelkunde enz. Op verloskundig gebied schreef hij over synchondrotomie, kunstmatige vroeggeboorte en gaf hij een Beschouwing van het verschil der bekkens in onderscheidene volksstammen, een werk dat in 1826 verscheen, in dat jaar in 't fransch en een jaar later in 't duitsch vertaald werd en door von Siebold indertijd zeer werd geroemd. Jaren lang was dit het eerste en eenige op dit gebied.

In 1820 werd het onderwijs in anatomie, physiologie en chirurgie van zijn schouders afgenomen en aan H. Bosscha opgedragen; in 1834 werd hij bij 't onderwijs in de botanie bijgestaan en later vervangen door W.H. de Vriese, terwijl sints 1828 het practisch verlosk. onderwijs gegeven werd door C.B. Tilanus; hij zelf hield alleen de theoretische verloskunde over in de laatste jaren van zijn professorale loopbaan, maar vol liefde voor de wetenschap bleef hij doorgaan met zijn studiën, waarvan hier alleen genoemd wordt zijn brochure tot meerdere bekendmaking van Gall's toenmaals zeer bizonder de geleerde wereld in beroering brengende beschouwingen.

Hij was gehuwd: 1. met Agneta Suzanna van Walree, 2. met Anna Elisabeth van Swinden.

Zijn portret werd gegraveerd door Chrétien en door W. van Senus.

Zie: Letterbode 1859, 394; Onze Tijd 1860, (XXV) 225; vooral J.v.d. Hoeven in JaarboekKon. Akad. v.W. 1859, 116; met bibliografie.

Sasse

< >