NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Merkman, jr. pieter

betekenis & definitie

MERKMAN Jr. (Pieter), een der medewerkers aan Justus v. Effen's Hollandschen Spectator, geb. te Haarlem 22 Jan. 1699 en overl. ald. in Juli 1760. Zijn vader Pieter M. was lintwever van beroep, had althans aandeel in die destijds te Haarlem bloeiende industrie; de moeder heette Anna Lepel. Ook de zoon werd voor den handel en het fabriekwezen opgeleid, met nog twee andere zoons, die na den dood des vaders gezamenlijk diens zaken gingen voortzetten. De ouderlijke woning was langen tijd een vereenigingspunt van muzieken letterlievende vrienden geweest. De kinderen genoten een beschaafde opvoeding. Later, toen P. Merkman Jr. zelf mee aan 't hoofd der weverij geplaatst was (hij was toen tevens een tijdlang regent van het aalmoezeniers- en werkhuis te Haarlem), placht ook deze een gezelschap van dichters en letterkundigen te zijnen huize te ontvangen, onder wie ds. Alberti, later hoogleeraar te Leiden, Westerbaan, Kops, de dichteres Elizabeth Koollaart, geb. Hoofman, en Mattheus van Leeuwaarden de voornaamste waren; vroeger ook de boezemvriend van Merkman, Govert van Mater (overl. 1729). Het schijnt een gemoedelijk-vroolijke, geestige kring geweest te zijn, waarin letteroefeningen aan de orde van den dag waren. De gastheer zelf, Pieter Merkman Jr., hoezeer als dichter en prozaschrijver beide door zijn tijdgenooten gevierd, was een middelmatig vernuft, die echter door van Effen als medewerker aan zijn Holl. Spectator zeer gewaardeerd werd. M.'s vertoogen, meestal op zijn woonplaats Haarlem betrekking hebbende, waren dezen altijd welkom. Als nagenoeg alle medewerkers aan den Spectator, hield ook M. zijn naam schuil, welke anonymiteit van Effen eerbiedigde. (Men zie over van Effen en diens Spectator dl. I, kol. 794). Als kenmerkende stukjes van Merkman en tevens van een bijzonder haarlemsch karakter mogen genoemd worden No. 138: Briefvan Japik Schietspoel, gedateerd 5 Juni 1733, handelende over de zucht om door hyacinthenkweekerij fortuin te maken, en No. 273: Briefvan Buisman Schietspoel (een neef van Japik), gedateerd Haarlem 1 Apr. 1734 en handelende over de haarlemsche ‘kloppertjes’. Het zijn echte genrestukjes, voor de kennis van de zeden des tijds van onschatbare waarde. Evenals van Effen zelf, was ook zijn medewerker Merkman een treffend ‘uitbeelder van het dagelijksche leven’. Beiden hadden als schrijvers van goed hollandsch proza groote verdiensten. Overigens was M. in zijn encyclopedische ontwikkeling, in zijn neiging tot wijsgeerige levensbeschouwing enz. geheel een zoon der 18de eeuw en het strekt hem tot eer, dat hij te midden der onzalige verfransching en verbastering van taal en zeden van dien tijd Hollander gebleven is. Naar vermogen heeft hij, evenals van Effen, de rechten zijner moedertaal gehandhaafd.

Viermaal is P. Merkman gehuwd geweest; de vierde echtgenoot, Isabella van Leeuwaerden, was medestichster van het remonstrantsche hofje te Haarlem.

Behalve in den Holl. Spectator leverde M. ook verscheiden bijdragen, meest gedichten, in de Verzameling van ernstige en boertige mengelstoffen in dicht en ondicht, 6 dln. (1726-'34). Verder vertaalde hij in dichtmaat uit het Latijn een Lentezang van Frans Oudendorp (Carmen elegiacum de veris adventu; de vertaling is van 1754), alsmede een latijnsche redevoering van prof. Alberti: Oratio pro Poësi Theologicis utili (1749), onder den titel: Over de nuttigheid der dichtkunst voor de godgeleerden (1751). Voorts gelegenheidsverzen en een treurspel: Brutus en zijne zonen (1725).

Zie: Vruchten Wijngaardranken (1840) III, 27, waarin men tevens eenige zijner gedichten vindt; A.H.Garrer in Onze Eeuw 1910, IV, 267, en N. Roti Cour. van 12 Maart 1910, Ochtendbl.

Zuidema

< >