HAYWARD (Philip John Henry), geb. te Londen 3 Juli 1819, overl. te Leeuwarden 28 Jan. 1882, was de zoon van B.Triphook Hayward, engelsch predikanten H.S.P. van Swinden. Hij werd, op jeugdigen leeftijd zijn vader verloren hebbende, opgevoed ten huize van den hoofdingenieur J.H.
Ferrand, werd in 1836 cadet van den waterstaat aan de militaire academie te Breda, en met ingang van 1 Oct. 1840 tot aspirant-ingenieur benoemd. Hij werd eerst te Groningen en met 1 Apr. 1845 te Leeuwarden geplaatst. Met1 Jan. 1846 werd hij tot ingenieur bevorderd. Tot 1 Apr. 1849 was hij ingenieur voor de rijkswerken geweest, d.i. van de werken, die in 1819 niet aan de provinciën waren overgedragen, met genoemden datum werd eene andere meer logische verdeeling der dienstkringen ingevoerd, en werd hij ingenieur in het oostelijk arrondissement van Friesland. Reeds met 1 Nov. 1849 werd hij naar het zeer belangrijke arrondissement Alkmaar verplaatst, waartoe toen behalve het grootste deel van het Noordhollandsch Kanaal de werken aan het Nieuwediep en alle eilanden van Noord-Holland behalve Marken behoorden. Iets dat tegenwoordig van alle ambtenaren gevorderd wordt, het nederlanderschap, was Hayward niet deelachtig. Het was eerst bij de wet van 19 Aug. 1851, dat hij genaturaliseerd werd.Dat Hayward zoovele jaren te Alkmaar gediend heeft, is een bewijs voor zijne kunde en ijver. Met 1 Jan. 1855 werd hij evenwel van een deel zijner bemoeiingen ontheven en werden van zijn arrondissement afgescheiden de werken aan het Nieuwediep en in de nabijheid en de eilanden, en werd zijn ambtgenoot Strootman daarmede belast. Toen deze evenwel 1 Mei 1857 bij de marine gedetacheerd werd, werd een deel van diens dienst weder bij het arrondissement Alkmaar gevoegd, in het bijzonder Texel en de werken aan het Nieuwediep. 1 Mei 1859 werd Hayward overgeplaatst naar het arrondissement Arnhem, aan hetwelk
het aan zijn voorganger afgenomen en bij den dienst van Waldorp gevoegde Pannerdensch Kanaal met de bovendeelen zijner armen weder toegevoegd werd. In hetzelfde jaar werd hij in de commissie voor de doorgraving van Holland op zijn smalst benoemd.
Met ingang van 1 Jan. 1867 werd Hayward hoofdingenieur, en werd zijn dienstkring Friesland, ter standplaats Leeuwarden. Hier was hij tot zijn overlijden werkzaam.
In Friesland werden aan de haven van Harlingen groote werken uitgevoerd, waarbij Hayward zich evenwel op den achtergrond hield; aan de lijdensgeschiedenis met den dam op de Pollen is hij in zoover schuld, dat hij den ingenieur Brevet heeft laten begaan, terwijl hij zelfvan eene andere meening dan Brevet was (zie kol. 249).
Hij zond in de laatste jaren van zijn leven herhaaldelijk verslagen overeen middel tot bescherming van hout tegen den paalworm aan het K. Inst. v. Ing. in, doch heeft geene werken geschreven.
Hij huwde 29 Mei 1844 A.H.C. baronesse van Hoëvell, die 1 Apr. 1879 overleed en hem twee zonen en eene dochter schonk.
Ramaer