NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Coulster, lieven van

betekenis & definitie

COULSTER (Lieven van), een jongere broer van den vorige, overl. te Rotterdam tusschen 22 en 28 Dec. 1675, heeft zich in navolging van zijn vader aan den handel gewijd. Evenals deze, die in 1634 bewindhebber was der zoogenaamde IJslandsche Compagnie, verdiende ook hij veel geld met het uitreeden van schepen op Groenland.

In 1649 en 50 was hij schepen te Rotterdam, van 1657 tot 59 gasthuismeester. Hij was 15 Maart 1639 te Rotterdam gehuwd met Elisabeth Tomasd. de Wael.Zie: Bronnen Gesch. Rott. I.

Moquette

COULSTER (Ludolf va n), van wiens familieomstandigheden volstrekt niets bekend is, zoodat wij eenige verwantschap met de voorafgaande en volgende personen van dezen naam niet kunnen

aantoonen, heeft zich naam verworven in onze koloniale geschiedenis. De Raad van Indië benoemde hem 31 Aug. 1657 tot opperhoofd van Masilupatam in plaats van den ontrouwen Cornelis van Quaelbergen, onder wien hij tot dusverre gestaan had. Ook zijn beheer gaf evenwel aanleiding om hem 30 April 1659 ter verantwoording te roepen voor den Raad van Justitie te Batavia. Voorloopig kreeg hij geen nieuwe aanstelling, doch vergezelde in 1661 den commissaris van Goens op zijn reis naar Palleacatte, Palicol en Masilupatam. In 1663 werd hij benoemd tot commandeur van Cochin (Kotschi), dat kort geleden op de Portugeezen veroverd was, om onder den gouverneur van Ceylon het oppergezag aldaar te bekleeden. Vooral de peperhandel was hiervan het grootste belang en het gelukte hem in 1664 met de vorsten van Teckencour (Travankur) en Berckencour (Bangakur) een contract te sluiten, waarbij aan de Nederlanders de geheele peperhandel aldaar werd toegestaan met uitsluiting van ieder ander.

Zie: Daghregister 1656/58, 242; 1659, 83; 1661,345 vlg.; 1663, 226 vlg.; 1664, 178 vlg.

Moquette

< >