NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Brugsma, albert lodewijk

betekenis & definitie

BRUGSMA (Albert Lodewijk), leeraaraan het gymnasium te Leeuwarden, geb. 17 Aug. 1819 te Groningen en overl. 14 Nov. 1858 in eerstgenoemde stad. Hij was de oudste zoon van Berend Brugsma (I kol. 490) en Carolina Louise de Hosson.Nahet gymnasium zijner geboorteplaats te hebben afgeloopen, bezocht hij op verlangen zijns vaders de kweekschool voor onderwijzers te Haarlem, hoofd P.J. Prinsen, legde met goed gevolg de examens voor den 3den en den 2den rang af, verwierf daarbij de aanteekeningen voor schoolonderwijs in de nieuwe talen en werd secondant van het instituut van Dr. H.J. Nassau te Assen. Zonderde colleges der professoren gevolgd te hebben, behaalde hij in 1842 aan de groningsche hoogeschool den graad van candidaat in de letteren en promoveerde in 1855 tot lit. hum. doctor op een Specimen inaug. cont Gymnasiorum apud Graecos descriptionem. Inmiddels was hij in 1846 tot leeraar in de nieuwe talen aan bovengenoemd gymnasium benoemd.

Brugsma was geheel een man van eigen studie, werkte verbazend veel, tot nadeel zelfs van zijn gezondheid, en overleed op slechts 39-jarigen leeftijd. Geschriften van zijne hand, behalve genoemde diss., zijn ons niet bekend.

Zie: Bijdr. Ned. gymn. 1859, 214.

Zuidema

< >