ALPERTUS, naar het klooster, van St. Symphorianus te Metz, waarin hij geleefd moet hebben, Mettensis genoemd, leefde in het eerste gedeelte der 11e eeuw.
Vermoedelijk is hij afkomstig uit het bisdom Utrecht, vertoefde hij een korten tijd in het klooster te Metz en keerde hij naar het Utrechtsche terug, waar hij eenigen tijd woonde in het klooster van Ansfried bij Amersfoort, dat, later naar Utrecht verplaatst, den naam S. Paulusabdij behield. Alpertus wordt dan ook wel monachus UltrajectinusS. Pauli gegenoemd. Een broeder van Alpertus was Immo, diaconus in Worms, die later in dienst van keizer Koenraad II trad en ± 1036 bisschop van Arezzo geworden schijnt te zijn. Een tweede broeder van Alpertus schijnt in of bij Tiel gewoond te hebben.
Alpertus is bekend als schrijver van twee verhandelingen: 1o. De episcopis Mettensibus libellus ad Constantinum abbatem 978-984, cum contin. -1017; deze verhandeling is alleen in fragment over; het is twijfelachtig, of Alpertus haar wel
geheel geschreven heeft; 2o. De diversitate temporum ad Burchardum Wormat. episc. libri II, 1002-1018. Dit laatste werkje is door Alpertus geschreven tusschen 5 Juni 1021 en 13 Juli 1024 en van beteekenis voorde geschiedenis van de streken om Nijmegen, Kleef, Tiel en Utrecht; voor de geschiedenis van Holland is het een belangrijke bijdrage tot de kennis der gebeurtenissen van het jaar 1018.
Beide bovengenoemde werkjes zijn uitgegeven: in Mon. Germ. Hist, SS. IV, 697-700, 700-723; in hetoorspr. en in duitsche vertaling door A. Dederich (Munster 1859); fototypisch naar het bestaande hs. door C.Pijnacker Hordijk in Codices GraecietLatini, Supplementum V (Leiden 1908).
Over Alpertus en zijn geschriften vgl. C. Pijnacker Hordijk in de inleiding op bovengenoemde uitgave.
Poelman