zepen - regelmatig werkwoord
uitspraak: ze-pen
1. met zeep insmeren
♢ we hebben deze blanke tafel gezeept
Regelmatig werkwoord: ze-pen
ik zeep
jij/u zeept
hij/zij zeept
wij/zij/jullie zepen
ik/jij/u/hij/zij zeepte
wij/zij/jullie zeepten
hij heeft gezeept
de/het/een gezeepte ....
zepend, zepende
Synoniemen
inzepen
Gepubliceerd op 14-11-2017
zepen
betekenis & definitie