Wat is de betekenis van zepen?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zepen

(zeepte, heeft gezeept), met zeep insmeren.

2025-07-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zepen

met zeep insmeren. Voorbeelden: 'Wil je nog een whisky?' 'Nee, ik wil een bad. Met Tahiti-schuim.' 'Mag ik er mee in?' 'Dat weet ik nog niet.' Ze zeepte voorzichtig zijn onderlichaam. Zijn armen. Renee Van Hekken, Leven op het lemmet, 1981

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zepen

zepen - Werkwoord 1. zepen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zeep zepen - Werkwoord 1. meervoud verleden tijd van zijpen ♢Wij zepen ♢Jullie zepen ♢Zij zepen Ve...

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zepen

zepen - regelmatig werkwoord uitspraak: ze-pen 1. met zeep insmeren ♢ we hebben deze blanke tafel gezeept Regelmatig werkwoord: ze-pen ik zeep jij/u zeept h...

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zepen

v., sjipje.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zepen

zeepte, h. gezeept (met zeep bestrijken of insmeren): het wasgoed zepen.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zepen

(zeepte, heeft gezeept) met zeep be- of insmeren.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)