zacht - bijvoeglijk naamwoord
1. gemakkelijk in te drukken
♢ ik slaap op een zacht matras
2. niet luid
♢ zet die muziek eens wat zachter!
3. met weinig kracht
♢ hij gaf me een zachte duw
4. met tamelijk hoge temperaturen
♢ we hebben een zachte winter dit jaar
5. gemengd met veel wit, weinig opvallend
♢ roze en lichtblauw zijn zachte kleuren
6. rustig en vriendelijk
♢ zijn dochter is een zacht meisje
1. op zijn zachtst gezegd
[om het zo vriendelijk mogelijk te zeggen]
Bijvoeglijk naamwoord: zacht
... is zachter dan ...
het zachtst
de/het zachte ...
iets zachts
Tegenstellingen
fel, hard, koud, schel, schreeuwend
Gepubliceerd op 14-11-2017
zacht
betekenis & definitie