was - zelfstandig naamwoord
1. doorschijnende, vette stof die door bijen gemaakt wordt
♢ we zetten deze oude houten tafel in de was
1. als was in iemands handen zijn
[heel gewillig]
2. goed in zijn slappe was zitten
[rijk zijn]
1. wat gewassen moet worden
♢ de was zit in de wasmand
1. de vuile was buiten hangen
[tegen buitenstaanders vertellen over je problemen en ruzies]
2. het wassen
♢ wanneer doe je de was?
1. een kind kan de was doen
[het is heel eenvoudig]
Zelfstandig naamwoord: was
de was
de wassen
Synoniemen
boenwas, wax
Zelfstandig naamwoord: was
de was
de wassen
het wasje
Synoniemen
wasgoed
Gepubliceerd op 30-11-2017
was
betekenis & definitie