visite - zelfstandig naamwoord
uitspraak: vi-si-te
1. het naar iemand toe gaan
♢ we gaan op visite bij tante Aag
2. de mensen die naar iemand toe gaan
♢ de bel gaat: daar is de visite
Zelfstandig naamwoord: vi-si-te
de visite
de visites
Synoniemen
bezoek
Gepubliceerd op 14-11-2017
visite
betekenis & definitie