sluimeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: slui-me-ren
1. licht slapen
♢ ik lag te sluimeren, toen de wekker afging
2. aanwezig zijn, zonder dat het direct te zien is
♢ er sluimert een groot talent in hem
Regelmatig werkwoord: slui-me-ren
ik sluimer
jij/u sluimert
hij/zij sluimert
wij/zij/jullie sluimeren
ik/jij/u/hij/zij sluimerde
wij/zij/jullie sluimerden
hij heeft gesluimerd
sluimerend, sluimerende
Gepubliceerd op 14-11-2017
sluimeren
betekenis & definitie