paal - zelfstandig naamwoord
1. langwerpig ding dat rechtop in de grond staat
♢ het verkeersbord is bevestigd aan een paal
1. dat staat als een paal boven water
[dat is absoluut zeker, duidelijk]
2. paal en perk aan iets stellen
[precies aangeven tot hoever het mag gaan]
3. voor paal staan
[voor gek staan]
4. als puntje bij paaltje komt
[als het eropaan komt]
Zelfstandig naamwoord: paal
de paal
de palen
het paaltje
Gepubliceerd op 14-11-2017
paal
betekenis & definitie