Paal
I. PAAL m. (palen), 1. stevig, van onderen meestal toegespitst stuk hout (boomstam, balk) bestemd om in de grond gedreven te worden; later ook toegepast op een dergelijk voorwerp van ijzer of steen: eiken palen voor bruggen, — (zegsw.) zo stijf als een paal, hij ziet er uit of hij een paal ingeslikt heeft, gezegd van een houter...