ouwehoeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: ou-we-hoe-ren
1. er op een vervelende manier telkens weer over praten of om vragen
♢ ach, ouwehoer toch niet zo!
2. breedvoerig kletsen
♢ we hebben de hele avond lekker zitten ouwehoeren
Regelmatig werkwoord: ou-we-hoe-ren
ik ouwehoer
jij/u ouwehoert
hij/zij ouwehoert
wij/zij/jullie ouwehoeren
ik/jij/u/hij/zij ouwehoerde
wij/zij/jullie ouwehoerden
hij heeft geouwehoerd
ouwehoerend, ouwehoerende
Synoniemen
emmeren, knerpen, zaniken, zeuren
Gepubliceerd op 14-11-2017
ouwehoeren
betekenis & definitie