opladen - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-la-den
1. opnieuw laden met elektriciteit
♢ ik heb de accu weer opgeladen
2. op een voertuig laden
♢ ze laden de stenen op een vrachtwagen
3. nieuwe energie verzamelen
♢ voor de wedstrijd laden we ons op in de kantine
Regelmatig werkwoord: op-la-den
ik laad op (... ik oplaad)
jij/u laadt op (... jij oplaadt)
hij/zij laadt op (... hij oplaadt)
wij/zij/jullie laden op (... wij opladen)
ik/jij/u/hij/zij laadde op (... ik oplaadde)
wij/zij/jullie laadden op (... wij oplaadden)
hij heeft opgeladen
Synoniemen
bijladen
Tegenstellingen
ontladen
Gepubliceerd op 14-11-2017
opladen
betekenis & definitie