omruilen

betekenis & definitie

omruilen - regelmatig werkwoord
uitspraak: om-rui-len

1. inleveren voor iets anders
♢ je kunt het cadeau in de winkel omruilen voor iets anders

Regelmatig werkwoord: om-rui-len
ik ruil om (... ik omruil)
jij/u ruilt om (... jij omruilt)
hij/zij ruilt om (... hij omruilt)
wij/zij/jullie ruilen om (... wij omruilen)
ik/jij/u/hij/zij ruilde om (... ik omruilde)
wij/zij/jullie ruilden om (... wij omruilden)
hij heeft omgeruild
de/het/een omgeruilde ....

Synoniemen
inruilen, inwisselen, verruilen