mondstuk - zelfstandig naamwoord
uitspraak: mond-stuk
1. deel van een blaasinstrument dat je tegen je lippen zet
♢het mondstuk van de trompet was helemaal nat
2. deel van een filtersigaret dat je in de mond neemt
♢het mondstuk van haar sigaret was rood van de lipstick
Zelfstandig naamwoord: mond-stuk
het mondstuk
de mondstukken
het mondstukje
Gepubliceerd op 31-10-2017
mondstuk
betekenis & definitie