koop - zelfstandig naamwoord
1. het kopen van iets
♢ na lang aarzelen is de koop toch gesloten
1. het op de koop toe nemen
[iets vervelends erbij nemen]
2. het staat te koop
[je kunt het kopen]
3. ermee te koop lopen
[het aan iedereen laten merken of zien]
4. te koop zitten
[voor iedereen goed zichtbaar]
5. weten wat er in de wereld te koop is
[veel levenservaring hebben]
Zelfstandig naamwoord: koop
de koop
het koopje
Gepubliceerd op 14-11-2017
koop
betekenis & definitie