aankijken - onregelmatig werkwoord
uitspraak: aan-kij-ken
1. in de ogen zien
♢ je moet me aankijken als ik tegen je praat
1. hij keek me met grote ogen aan
[hij keek me verbaasd aan]
2. nog niet meteen iets doen
♢ we zullen het nog even aankijken, misschien wordt het weer straks beter
Onregelmatig werkwoord: aan-kij-ken
ik kijk aan (... ik aankijk)
jij/u kijkt aan (... jij aankijkt)
hij/zij kijkt aan (... hij aankijkt)
wij/zij/jullie kijken aan (... wij aankijken)
ik/jij/u/hij/zij keek aan (... ik aankeek)
wij/zij/jullie keken aan (... wij aankeken)
hij heeft aangekeken
Gepubliceerd op 14-11-2017
aankijken
betekenis & definitie