Definities van Nederlands Logopedisch Lexicon in de Ensie A
- Ambisyllabisch
- Ambulante begeleiding
- Amimie
- Amnesie
- Amnestische afasie
- Amplitude
- Amplitude perturbation
- Amplitudo
- Amusie
- Amyotrofisch lateraal sclerose
- Anafoor
- Anafora
- Analyseren
- Analytische zin
- Anamnese
- Anartrie
- Anatomie
- Androgene stoffen
- Androglossie
- Angina
- Angiopathia labyrinthica
- Anhelatio
- Animalium
- Ankyloglossia
- Ankyloglossie
- Ankyloglosson
- Anodontie
- Anomale zin
- Anomia
- Anomische afasie
- Anosognosie
- Anoxie
- Antagonist
- Antecedent
- Anteflexie
- Anterieur-isolatie syndroom
- Anterior
- Anterograde amnesie
- Anticipatie
- Antoniem
- Antrum
- Ap
- Apart
- Aplasie
- Apractisch
- Apractische agrafie
- Apraxie
- Arbitraire relatie
- Areflex
- Aritmie
- Arterie
- Articulaire lus
- Articulatorische fonetiek
- Articulemen
- Arytenoïde kraakbeenderen
- Arytenoïden
- Asfyxie
- Aspiratie
- Assimilatie
- Associatieschors
- Astereognosie
- Astheen ademsyndroom
- Asthenia
- Asthenie
- Asthenisch ademsyndroom
- Astma
- Asymmetrische tonische halsreflex
- Asynchrone myoclonie
- Atactische dysartie
- Ataxie
- Ate
- Athetose
- Attentie
- Attention deficit hyperactivity disorder
- Atticus
- Attitude
- Audant
- Audiat
- Audicien
- Audicienne
- Audiogram
- Audiologie
- Audiologisch centrum
- Audiometer
- Audiometrie
- Audiometrisch doof
- Audisynt
- Auditief
- Auditieve agnosie
- Auditieve analyse test
- Auditieve discriminatie test
- Auditieve fonetiek (perceptieve)
- Auditieve synthese test
- Augmentatie
- Auris
- Auslautverhartung
- Autisme
- Autofonie
- Autogene training
- Automatic gain control
