Definities van Nederlands Logopedisch Lexicon in de Ensie S
- Stotteren
- Streptococcus
- Strident
- Stridor
- Strijdgedrag
- Stroboscopie
- Strotklepje
- Strottenhoofd
- Strottenhoofdskeelholte
- Structurele ambiguïteit
- Structurele apraxie
- Stupor
- Stuttsman-methode
- Sub-
- Subcoma
- Subglottisdruk
- Substitutie
- Successieve tweetaligheid
- Suffix
- Sulcus
- Sulcus glottidis
- Super-
- Superficieel
- Superior
- Supplementaire lucht
- Suppletie
- Supra-
- Suprasegmentele kenmerken
- Supraversie
- Swallowed production
- Syllabe
- Syllabemonitoringtaak
- Syllable-timed-speech
- Symbiotisch mutisme
- Symbiotische relatie
- Symbolisatie
- Symbolische fase
- Symmetrie
- Symmetrische tonische halsreflex
- Symptomatologie
- Symptoom
- Synchrone myodonie
- Synchronische taalkunde
- Syndroom van ménière
- Syndroom van pendred
- Syndroom van usher
- Syndroom van waardenburg
- Synechia
- Synechie
- Synoniem
- Syntactische ambiguïteit
- Syntactische categorie
- Syntactische regels
- Syntaxis
- Synthetiseren
- Systematisch
- Systematische desensitisering
