De rijtuigen in koninklijk bezit vormen een belangrijk bestanddeel van het wagenpark van het koninklijk staldepartement. De bekendste zijn de galarijtuigen, zoals de Gouden Koets, de Glazen Koets en de Crème Calèche.
Ook de koninklijke lijkwagen wordt tot de galarijtuigen gerekend. Daarnaast zijn er stadsrijtuigen, sportieve rijtuigen, jachtrijtuigen en niet te vergeten de koninklijke arrensleden. In totaal gaat het om 70 stuks, die niet alleen zijn ondergebracht in het koetshuis van de Koninklijke Stallen in Den Haag, maar voor het grootste gedeelte ook in Paleis Het Loo Nationaal Museum in Apeldoorn en in het Nationaal Rijtuigmuseum in het Groningse Leek. De rijtuigencollectie is ondergebracht in de stichting Kroongoederen. Het onderhoud aan de rijtuigen wordt door het staldepartement voor een belangrijk deel in eigen beheer verricht door vaklieden als de zadelmaker, de rijtuigenmaker en de rijtuigenschilder. Naast de Gouden Koets is het historisch meest relevante rijtuig ongetwijfeld de Glazen Koets, die in 1826 voor koning Willem I in Brussel werd gebouwd door P.
Simons. De naam Glazen Koets is ontleend aan de door glas beschermde ornamentenrand. Dit rijtuig, ook wel de Brusselse koets genoemd, werd na de Belgische opstand door de Belgen in beslag genomen en pas in 1839 aan Nederland teruggeven. In de 19e eeuw werd de Glazen Koets vele malen gebruikt op Prinsjesdag. Ook nu nog speelt de koets een rol bij de generale repetitie voor die plechtigheid op de zondag voorafgaande aan de derde dinsdag in september, maar verder wordt hij zeer beperkt gebruikt. Bij het huwelijk van prinses Beatrix en prins Claus op 10 maart 1966 waren koningin Juliana, prins Bernhard en de moeder van prins Claus in de Glazen Koets gezeten.
De Crème Calèche werd in opdracht van koningin-moeder Emma gebouwd ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898. De dag voor de inhuldiging maakten beide vorstinnen met dit rijtuig hun intocht in Amsterdam. Een Engelse stalmeester noemde de Crème Calèche ooit een ‘bed on wheels’. In de jaren ’50 en ’60 van de twintigste eeuw werd de Crème Calèche vaak ingezet bij staatsbezoeken en tijdens de officiële rijtoer van de koninklijke familie ’s middags in Den Haag na de opening van de Staten-Generaal. Ook werd de Crème Calèche ingezet bij het bezoek van koningin Juliana en prins Bernhard aan Suriname in 1955. Prins Willem-Alexander gebruikte de Crème Calèche bij de opening van de Wereldruiterspelen in 1994 in Den Haag.
De voor het huwelijk in 1967 van prinses Margriet met de heer Pieter van Vollenhoven tot Gala Glasberline met extra grote ramen omgebouwde galaberline wordt door hen nog steeds ieder jaar gebruikt op Prinsjesdag. Het rijtuig werd in 1836 in Londen gebouwd voor de Prins van Oranje, de latere koning Willem II. Galaberlines worden gebruikt voor nieuw in Nederland benoemde ambassadeurs die hun geloofsbrieven aan de koningin komen aanbieden. Op Prinsjesdag zijn leden van de hofhouding in deze rijtuigen gezeten. In totaal beschikt het staldepartement over zes galaberlines.
De galalijkwagen, die stamt uit 1920 met een onderstel uit 1871, behoort eveneens tot de rijtuigencollectie. In 1922 werd dit rijtuig voor het eerst gebruikt om de in Den Haag overleden moeder van prins Hendrik naar het station Staatsspoor over te brengen. Na de begrafenis van koning-moeder Emma in het voorjaar van 1934, die nog in het zwart plaatsvond, kreeg de lijkwagen in de zomer van dat jaar een witte bekleding voor de uitvaart van prins Hendrik. Ook koningin Wilhelmina werd in 1962 in het wit begraven. Begin jaren ’90 werd de lijkwagen voorzien van een nieuwe bovenbouw, die geheel paars van kleur is. Op de hoeken van het dak staan witte pluimen van struisvogelveren.
Boven op het dak is een vergulde koningskroon bevestigd. Deze kroon is afkomstig van de Glazen Koets. Koningin Beatrix, die een belangrijke inbreng had bij dit ontwerp, heeft zich laten inspireren door de rouwkleur paars zoals die te zien was bij de begrafenis van de Noorse koning Olav V in 1991.
Prins Claus en prinses Juliana werden begin 21e eeuw beiden met deze nieuwe lijkwagen naar de Nieuwe Kerk in Delft vervoerd. Bij bijzettingen van leden van het Koninklijk Huis wordt ook de bloemenbrik ingezet, een brik die medio jaren ’90 voor dat doel werd omgebouwd.
Een bijzonderheid in de koninklijke rijtuigenverzameling vormt de schilderswagen van koningin Wilhelmina. Een ponysjees en een bokkenwagen bevinden zich eveneens in de collectie. De kleur van de rijtuigen is verschillend. Zo zijn de familierijtuigen donkerblauw van kleur, omdat volgens de adellijke traditie de hoofdkleur uit het familiewapen zich moet weerspiegelen in deze rijtuigen. Galarijtuigen zijn daarentegen dikwijls donkerrood geschilderd. De tuigages die bij de rijtuigen behoren, worden bewaard in de Tuigenkamer van het stallencomplex. Ook een belangrijk deel van deze tuigages heeft een historische waarde.
Zie ook Gouden Koets > koninklijk staldepartement.