(geb. 1904) Pools-Amerikaans schrijver, was lector bij een Jiddisch tijdschrift, waarvoor hij ook literatuurkritieken en verhalen schreef. Hij kreeg een traditioneel-joodse opvoeding en ging in 1935 naar de VS, waar hij werd genaturaliseerd.
Hij schrijft zijn verhalen en romans in het Jiddisch, maar de meeste worden eerst in het Engels gepubliceerd. Onderwerp is het leven van de Oosteuropese joden, dat wordt beheerst door magie en mystiek; de werken worden gekenmerkt door humor, intelligentie en een warme belangstelling voor alle facetten van het menselijk bestaan. Romans o.a. Satan in Goray 1931 (Satan in Goray), The family Moskat 1950, Gimpel the fooi 1957 (Simpele Gimpel), The magician of Lublin 1960 (De duizendkunstenaar van Lublin), The slave 1962, The estate 1969, A crown of feathers 1973, Shosha 1978 (Shosha) en The penitent 1983 (De boeteling; eerder als feuilleton in een Jiddisch blad verschenen); verhalenbundels o.a. The seance 1968, Passions 1976, Old love 1979 (Oude liefde), Love and exile 1983; memoires: In my father's court 1966, A young man in search of love 1978 en Lost in America 1980. Voorts: toneelwerk en kinderboeken. In 1978 ontving S. de Nobelprijs voor literatuur.
