(eig. Rudolf Ditzen, 1893-1947) Duits schrijver, studeerde landbouwkunde en oefende vele beroepen uit, waarbij hij in contact kwam met de maatschappelijke underdog, de held uit zijn eerste romans Bauern, Bonzen und Bomben 1931 (Boeren in nood) en Kleiner Mann was nun? 1932 (Wat nu, kleine man?).
Nadien begaf hij zich vooral op het vlak van de tijdkritische roman met bijv. Wer einmal aus dem Blechnapf friüt 1934 (Wie eens uit het schaftje eet) en Wolf unter Wölfen 1937. Tijdens het Derde Rijk trok F. zich terug op zijn landgoed Carwitz. Literair vond deze episode haar neerslag in o.a. Das Märchen vom Stadtschreiber, der aufs Land flog 1935. Na WO II typeerde hij de verzetsstrijder in de politieke roman Jeder stirbt für sich allein 1949 (leder sterft in eenzaamheid = De Führer heeft mijn zoon vermoord). Aan zijn beste roman, Der Trinker 1950 (De drinker = De dronkaard), liggen zijn eigen ervaringen in een kliniek voor alcoholisten ten grondslag. Behalve sprookjes (Geschichten aus der Murkelei 1938) schreef F. nog autobiografisch werk als Damals bei uns daheim 1942 en Heute bei uns zu Haus 1943.