Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Sĕdĕo

betekenis & definitie

sēdi (2);

I. in ’t alg.,
a. eig., zitten. | van magistraten, vooral v. rechters en hun bijzitters = zitting houden, in rostris, Cic., in tribunali, Cic., pro tribunali, Cic., sedet mortis ultor (als), Cic., sedet iudex (als) in alqm, Liv.
b. overdr., van het levenloze: = zakken, zinken, bezinken, rupti aliqui montes tumulique sedere, Sall., sedet nebula densior campo quam montibus, ligt dikker enz., Liv., esca, quae tibi sederit, goed bekomen is, Hor.

II. met het begrip van duurzaamheid,

a. eig., (op een plaats) blijven, verwijlen, en = rustig -, werkeloos zitten, in villa totos dies, Cic., Corcyrae, Cic., sedit qui timuit, bleef rustig thuis zitten, Hor., spreekw., compressis, quod aiunt, manibus sedere, rustig de handen in de schoot leggen, Liv. | in ’t bijz., (bij het altaar van een godheid) blijven zitten, wachten, meliora deos sedet omina poscens, Verg.; (van vrouwen): stil -, ingetogen leven, domi, Ter., in interiore parte aedium, Nep.; (van militairen): gelegerd zijn, rustig of werkeloos blijven, b.v. ad Trebiam, Liv., absol., sedendo oppugnare urbem, Liv.
b. overdr., van het levenloze: vastzitten, blijven steken, in liquido sederunt ossa cerebro, Ov.; (van wapens en treffers) zitten, b.v. librataque cum sederet (glans), Liv., overdr., vox auribus sedens, indringend, Quint.; (van kleren) zitten, sluiten, toga sedet umero, Quint., pars togae melius sedet, Quint. | fig., zitten, (vast, onuitwisbaar) blijven, pallor in ore sedet, Ov., vetus in capto.pectore sedit amor, Ov.; (van besluiten enz.) vaststaan, vast besloten zijn, idque pio sedet Aeneae

Verg., mihi animo fixum immotumque sedet, Verg.

< >