1. eig., buiten de oevers treden, zich uitstorten, b.v. redundat mare, Cic.; part. perf. redundatus, poët. = redundans, overstromend, aquae, Ov., | praegn., (van iets) druipen, alcs sanguine, Cic.
2. overdr., overstromen, zich uitstorten, overvloedig te voorschijn komen, - zich tonen, in provincias (van volken), Cic., infamia ad amicos redundat, Cic., nullum in me periculum redundarit ex etc., Cic., ex meo tenui vectigali aliquid etiam redundabit, overblijven, Cic., ex ea causa redundat Postumus, komt in volle mate als schuldig te voorschijn, Cic.; van redenaars en hun stijl, = vol -, overladen zijn. | praegn., overstromen, in overvloed voorhanden zijn, ornatus orationis in alqo redundat, Cic.; (van iets) overvloed hebben, c. abl., Cic.