Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Punctum

betekenis & definitie

i, n.

1. steek, parvae volucris, van een mug, Phaedr.
2. punt, stip, en wel: in het schrift, vand. meton. = onderdeel, zinnetje; bij het dobbelen, = oog, punt; in de comitiën, als teken van een verkregen stem naast de naam van de candidaat gezet, vand. meton. = stem, quot in ea tribu puncta tuleris, Cic., en vand. overdr. = bijval, toejuiching, puncto illius, Hor., omne ferre punctum, algemeen bijval vinden, Hor. | overdr., (het mathematische) punt, en vand. = slechts een stipje, een zeer kleine ruimte, quasi p. terrae, Cic., ook = ogenblik, temporis puncto, Caes., Cic., omnibus minimis temporum punctis, Cic.

< >