I. măgis, ĭdis, f. schotel.
II. măgĭs, adv.
1. meer = in hogere mate, (voor adii. en adw. ter omschrijving van de comparativus, vooral met volgend ac of atque), b.v. non Apollinis m. verum (= verius) atque hoc responsum est, Ter.; (voor verba met volgend quam), b.v. praeterita m. reprehendi possunt quam corrigi, Cic., (ook zonder quam), b.v. m. aedilis esse non potuisset, Cic., nihil vidi m., dit zie ik in ’t geheel niet in, Cic. | Bijzondere verbindingen: non (neque) m . . . quam, niet slechts . . . maar ook, Nep., Liv., of = evenmin . . . als, Nep., Liv., of = niet zozeer . . . als wel, Cic., Liv., quo m, . . . eo (m.), hoe meer . . . des te (meer), Cic., tam m . . . quam m., des te meer . . . hoe meer, Verg.; eo m. of et eo (eoque) m., (en) des te meer, ook met volgend quo, quod, quoniam, si, ut of ne, Cic., neque eom., en evenmin, en toch niet, Nep.; met ablativi: impendio -, of multo m., veel meer, Cic., nihilo m., niets meer, evenmin, Cic., solito m. of m. solito, meer dan gewoon, Liv.; m. etiam, nog meer, Cic., en multo m. etiam, Cic.; m. magisque of m. et m., meer en meer, steeds meer, Cic., en daarvoor m. atque (ac) m., Verg., Sen., ook het enkele magis = steeds meer, in dies of quotidie m., dagelijks meer, Sall., Quint.
2. = potius, eerder, liever, m. id diceris, si etc., Cic. | Bijzondere verbindingen: magis veile = malle, Ter.; m. est quod . . . quam quod, of m. est ut . . . quam ut, er is meer reden om enz. . . . dan om enz., Cic.