i, n.
in 't alg., verlies, schade, nadeel, capitis, van de kop = van de ene hoorn aan de kop, Ov., naturae, aangeboren gebrek, Liv., damnum facere, lijden, Cic., habere alqd in damno, houden voor enz., Liv. meton., plur. damna, de verliezen = de verloren voorwerpen (aan vee en kinderen), Ov.; de verlies (gebrek) aanbrengende ramp, speciosum damnum, Ov.
2. in 't bijz., verlies aan mensen, vooral in de oorlog = nederlaag; geldboete.