Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Compŏsĭtus

betekenis & definitie

1. p. adi. samen- of bijeengelegd, -gezet, -gesteld; overdr., kalm, bedaard, bezadigd.

2. p. adi. goed of regelmatig samengevoegd, opgesteld, statio, Liv., agmen Curt., Tac.; overdr., oratio, Cic., ook orator, zich aan orde bindend, ordelijk (tegenover inconditus), Cic.
3. p. adi. goed of regelmatig gevormd, gebouwd, litterulae compositissimae, zeer regelmatig, zeer sierlijk, Cic. | overdr., ordelijk of regelmatig ingericht, geordend, geregeld, res publica, Cic., Tac., vand. subst. composita, ōrum, n. geordende toestand van de staat, Sall., Tac.; toegerust, strijdvaardig, aangelegd of afgericht (op), geschikt (voor), nemo umquam compositior ad iudicium venit, Cic., (Attici) sunt maxime ad risum compositi, Quint., arte quadam in ostentationem virtutum compositus, Liv., in maestitiam compositus, zich de schijn gevend van, Tac.; verzonnen, verdicht, gelogen.

< >