Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Cauda

betekenis & definitie

ae, f. staart, leonis, Cic., caudam trahere, een staart dragen, Vell., ook van een staart, die iemd door straatjongens aangehangen wordt = voor gek lopen, bespot worden, Hor. | overdr., schertsend, cauda Verrina, de staart van het wilde zwijn en van de naam Verres, die nl. in Verrucinus veranderd was, Cic.; het mannelijk lid.

< >