Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Căpĭo

betekenis & definitie

cēpi, captum (3);

I. eig.
a. met de hand enz. nemen, grijpen, vatten, pakken, cibum, tot zich nemen, Sall.; poët., iemd opnemen, fessos, Ov., alter ab undecimo tum me iam ceperat annus, ik was reeds in mijn twaalfde jaar, Verg. | overdr., nemen = beginnen, fugam, Caes., conatum, doen, Liv., consilium, nemen, Cic. ; aangrijpen = niet afwijzen, niet voorbij laten gaan; zich verwerven, zich toeëigenen, verkrijgen ; (een ambt enz.) op zich nemen, aanvaarden.
b. (meer passief gedacht) aannemen, ontvangen, verkrijgen, oogsten, winnen, pecuniam (ook ab alqo) zich laten omkopen, Cic., vooral bij erfenissen, vand. ook absol. = erven. | overdr., honores, Cic. ; genieten, ondervinden, gevoelen, voluptatem, Cic., detrimentum, lijden, Cic.

II. praegn.,

a. nemen = zich meester maken van, vooral in de oorlog: innemen, veroveren, gevangennemen, buitmaken; (op de jacht) vangen, buitmaken, doden. | overdr., zich met geweld meester maken van (b.v. van de macht in de staat); boeien, aantrekken, alqm suā humanitate, Nep., vand. capi = door liefde geboeid worden, Ter.; iemds schuld bewijzen, alqm impudicitiae, PI.; verschalken, bedriegen; (van toestanden) overmeesteren, aangrijpen, overvallen, bevangen; in het pass., capi alqa re, (met betrekking tot lichaamsdelen of verstand) verzwakken, verlamd worden, oculis et auribus captus, blind en doof, Cic., captus mente, krankzinnig, Cic.
b. (voor een bepaald doel uit meerdere personen of zaken) nemen, uitzoeken, kiezen, sacerdotem Iovis, Cic., alqm arbitrum, als scheidsrechter, Ter.
c. (een plaats, vooral per schip) bereiken, insulam, portum, Caes., of trachten te bereiken, montes proximos fugā, Liv.
d. iets in zich opnemen, bevatten, inhouden. | overdr., capere eius amentiam regna non poterant, hadden geen ruimte genoeg voor zijn waanzin, d. i. konden hem niet bevredigen, Cic., nec te Troia capit, is voor uw grootheid te klein, Verg.; bij machte zijn iets te doen of te verdragen, tot iets in staat, geschikt, rijp zijn, quidquid mortalitas capere poterat (wat de mensheid mogelijk was) explevimus, Curt., iram non capit ipsa suam, is haar toorn niet meester, Ov.; de grote of hoge betekenis van iets gevoelen, gewl. met een negatie, non capiunt angustiae pectoris tui tantam personam, Cic., vix spes ipse suas animo capit, gevoelt nauwelijks in zijn hart de grootheid van hetgeen hij hoopt, Ov.; iets in zijn geheel begrijpen, in zijn gehele omvang verstaan, zich een juiste voorstelling van iets maken.

< >