Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Călŏr

betekenis & definitie

ōris, m.

1. eig., in ’t alg., warmte, hitte, gloed. | in ’t bijz., levenswarmte, vitalis, Cic., absol., Verg. ; zonnewarmte, -hitte; ook plur., Cic., mediis caloribus, midden in de zomer, Liv. ; gloed van een verschroeiende wind; koortshitte.
2. overdr., hitte, opgewondenheid, ijver; vurige liefde.

< >