m. -s;
1. persoon, die stampt: de stamper bij de meekrapbereiding;
2. werktuig, waarmede men stampt of dat een stampende beweging maakt, o. a. het gereedschap, waarmee men in een vijzel of mortier iets fijnstampt, kleinstoot, stukstoot: een mortier met stamper; een koperen stamper in een vijzel; de stamper in papier- en oliemolens, stampblok; de stamper van een geschut, stampstok, laadstok; een stamper om te heien, bouten blok; een ijzeren stamper, straatstamper of juffer;
3. plantk. vrouwelijk voortplantingsorgaan der bloem: de stamper bestaat meestal uit stempel, stijl en vruchtbeginsel.