Gepubliceerd op 11-11-2021

stampen

betekenis & definitie

stampte, heeft gestampt;

1. door stoten klein(er) of fijn(er) maken of van iets ontdoen: mortel stampen; kruiden stampen; flesjes spoelen en stampen; erts machinaal stampen; rijst stampen, om ze van de bolster te ontdoen;
2. door stoten tot grotere dichtheid samenpersen, samendrukken; fig. met moeite in het hoofd of geheugen proberen te krijgen: steenslag, grint in een kuil stampen; gestampt beton; Z.-N. gestampt vol of stampende vol, stampvol; Z.-N. als versterking bij een zn.: een gestampte boer, lompe; een gestampte duvel, echte; fig. stamp al die jaartallen nu eens in je hoofd; 3. in technische bet.: papiermakerij: stampen of het gereed papier glad maken; hoefsmeden: stampen of de hoefnagels inslaan;
4. Z.-N., gew., lit. t. in N.-N. schoppen, trappen; stoten: Jan heeft me gestampt; iem. ter zijde stampen;
5. de voet met kracht neerstoten op de grond (met een dreunende slag): hij stampte met zijn hak; hij stampte de maat, door stampen doen ontstaan; het publiek stampte na elk bedrijf; stampen van toorn, woede, ongeduld, stampvoeten; met de voet op de vloer stampen;
6. met een voorwerp krachtig op de grond stoten: hevig met de keu op de grond stampen;
7. van machines: dreunend stoten en schokken: het stampen der machine;
8. zeeterm. hevig op en neer gaan met korte golven; van een schip: op en neer gaan, waarbij het de boeg diep in de golven steekt: het stampen van de zee; het schip stampte.

< >