Gepubliceerd op 11-11-2021

schipper

betekenis & definitie

m. schippers, schippertje (1 gezagvoerder op een schip, inz. op een klein vissersschip; van den gezagvoerder van een groot schip hoofdzakelijk als familiare term en als rechtsterm; 2 titel van een scheepsofficier of schipperonderofficier; oorlogsschepen: oudste dekofficier; 3 iem., die het bevaren van een binnenvaartuig tot beroep heep: de bestuurder; iedere opvarende):

1. de kajuit van den schipper;
2. onze schipper, de oude H., heeft het voorspeld;
3. hoe ver zijn we al schipper? de schippers der veren.

< >