m. scheppen (1 zoveel éénmaal opgeschept kan worden; e. schepper vol; 2 zeer veel; e. menigte):
1. e. schep kolen, schopvol; er e. schepje opdoen, a) zijn bod of eis verhogen, b) wat meer kracht ontwikkelen, c) e. verhaal aandikken;
2. dat kost een schep geld; een mensen; Z.-N. een schep ophebben, dronken zijn.