Gepubliceerd op 11-11-2021

razend

betekenis & definitie

1. bn., bw. (woedend, dol): een razende hond, een razende kat; fig. het is om razend te worden, zeer boos; ben je dol? je maakt me razend met je radio; hij is razend op me; een razende honger, een razende pijn, hevig, erg; razend veel geld, zeer;

2. razende, m. en v. razenden (iem., die razend, buiten zichzelf [van woede] is): zij vochten als razenden.

< >