Gepubliceerd op 11-11-2021

partij

betekenis & definitie

v. partijen, partijtje (Fr. partie [Lat. partita]: 1 gedeelte van iets; muz. gedeelte, door een bepaalde stem of instrument uitgevoerd bij samenspel; 2 een groter of kleiner aantal personen; zekere onbepaalde hoeveelheid; 3 een aantal personen, toevallig bijeen zijnde; 4 de gezamenlijke personen, die iems. aanhang vormen; 5 een groep van personen, die hetzelfde willen, dezelfde beginselen, meningen enz. zijn toegedaan; 6 een aantal personen, bijeengekomen om zich gezamenlijk te vermaken; feestelijke bijeenkomst; feest; 7 een van twee of meer personen of verenigingen van personen, die tegenover elkaar staan wegens tegenstrijdige belangen; ook in toepassing op personen, die met elkaar een verbintenis of overeenkomst aangaan; personen, die tegen elkaar spelen; 8 spel tussen twee of meer personen gespeeld; 9 huwelijksverbintenis, partij-candidaat; 10 profijt, voordeel):

1. een bospartij, onderdeel v. e. landschap; de donkere partijen der schilderij; muz. de verschillende partijen waren goed bezet; ik heb mijn partij vergeten, de muziek der partij;
2. een partij ontevreden mensen; (ong.) een partij deugnieten, troep; kleine partijtjes aardappelen; bij kleine partijtjes; een partij koffie;
3. een partijtje studenten tegenkomen; zegsw. van de partij zijn, ergens aan meedoen;
4. de aanhang en de partij der Lutheranen; iems. partij (of: voor iem. de partij) kiezen, nemen, trekken, a) zijn belangen voorstaan, b) het voor iem. opnemen; partij kiezen (of: nemen), een beslissing nemen, bij wien of wat men zich zal aansluiten; de beste (of: verstandigste) kiezen, doen wat in de gegeven omstandigheden het meest geraden schijnt;
5. de liberale partij; buiten alle partijen staan;
6. een stijve partij; een partij geven; naar partijtjes gaan; een promotiepartij;
7. rechter en partij tegelijk zijn; zich partij stellen (tegen iem.), zich in rechte tegenover iem. stellen; de procederende partijen, die onderling het proces voeren; de beledigde partij, die zich benadeeld acht; de burgerlijke partij, die schadevergoeding vraagt; partijen horen; de vorderende partij, reclamant; de contracterende partijen; de partij in een verbintenis of contractant; de partij met het grootste aantal punten; zijn partij was hem te sterk, tegenpartij;
8. een partij biljart, schaak, skaat; een partijtje maken;
9. een goede, rijke partij doen, rijk huwelijk sluiten; dat meisje is een goede partij;
10. partij van iets trekken.

< >