Gepubliceerd op 11-11-2021

opzet

betekenis & definitie

I. m. opzetten (1 naam van zaken of toestellen; 2 het op touw zetten van iets, de wijze waarop dit geschiedt):

1. de koperen strik komt op een opzetje te staan, dienende om iets hoger te maken of in de hoogte te houden; de opzet of opzetteugel, teugel, die dient om het hoofd van het paard overeind te houden; een opzet of ontbijtservies;
2. de opzet van deze roman deugt niet;

II o. (toeleg, plan, voornemen; rechtst. de bepaalde wil om het strafbaar feit te plegen): zijn opzet laten varen; een boos opzet, een stout opzet; Belgie: kwaad, bedrieglijk rechtst.; iets met opzet doen, expres, met een (slechte) bedoeling; iets zonder opzet doen.

< >