Lat. fiscalis.
1. m. fiskalen (rechterlijk ambtenaar voor de belangen van den souverein of de schatkist optredend; ambtenaar van het openbaar ministerie, nog alleen bij het mil. recht = advocaat- fiskaal, of procureur- fiskaal): van dit vonnis van de krijgsraad was de fiskaal in appèl gekomen;
2. bn., bw. (fiscaal; zie ald.).