Gepubliceerd op 11-11-2021

ferm

betekenis & definitie

Fr. ferme, Lat. firmus

1. bn. (v. personen: flink; van flinkheid getuigend): het is een ferme kerel, moed, geestkracht, werkkracht tonend; van handelingen: met een ferme ruk, krachtig; van zaken: ferme laarzen, stevig; dat is ferm (zo)!
2. bw. (op flinke wijze): hou je ferm.

< >