Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie I
- ijsvlakte
- ijsvogel
- ijsvos
- ijswafel
- ijswater
- ijszaag
- ijszak
- ijszee
- ijver
- ijveraar
- ijveren
- ijverig
- ijverzucht
- ijverzuchtig
- ijzegrim
- ijzel
- ijzelen
- ijzen
- ijzer
- ijzeraarde
- ijzerachtig
- ijzerbijter
- ijzerboor
- ijzerdraad
- ijzeren
- ijzererts
- ijzergaas
- ijzergaren
- ijzergieterij
- ijzerglans
- ijzerhard
- ijzerhout
- ijzerkruid
- ijzermaal
- ijzeroer
- ijzeroxyde
- ijzerpapier
- ijzerproef
- ijzerroest
- ijzerslakken
- ijzersmelterij
- ijzersmet
- ijzersterk
- ijzervijlsel
- ijzervitriool
- ijzervreter
- ijzerwaren
- ijzig
- ijzing
- ijzingwekkend
- ik
- ikat
- ikheid
- ikker
- ikzucht
- Ilias, Iliade
- Ilium
- illegaal
- illegaliteit
- illegitiem
- illegitimiteit
- illiberaal
- illicite
- illiquide
- illuminatie
- Illumineerpotje, illumineerglaasje
- illumineren
- illusie
- illusoir
- illustratie
- illustre
- illustreren
- imaginair
- imaginatie
- imagineren, zich
- Imam of Iman
- imbeciel
- imbeciliteit
- imbroglio
- imitatie
- imitatio
- imiteren
- imker
- immanent
- Immanuel
- immaterieel
- immatriculeren
- imme
- immens
- immensiteit
- immer
- immermeer
- immers
- immigrant
- immigratie
- immigreren
- imminent
- immobiel
- immobiliën
- immobiliteit
