sprak -, h. -gesproken (1 het woord tot iem. richten; 2 een naam enz. geven; 3 zich tot iem. richten om iets te verkrijgen, een gunst, inlichting enz.; 4 van geld enz.: beginnen te gebruiken);
1 iem. op straat -; 2 met mijnheer-;
3 heb jij er al iem. om -gesproken?
4 zijn beurs -, de fles -; nog: (rechtst.) iem. in rechten -, voor het gerecht dagen; iem. - voor een ander, zich vergissen in den persoon.