De Kerk moet over de middelen beschikken, noodig ter uitoefening van den eeredienst, dus voor de oprichting van kerkgebouwen, aanschaffing van liturgische vaten en gewaden enz. Verder moet in het levensonderhoud der geestelijken en in de bestaansmogelijkheid van algemeen-kerkelijke instellingen (b.v. → seminaries) worden voorzien. De Kerk verkrijgt de daartoe benoodigde middelen door → kerkbelasting, opgelegd aan de geestelijken en kerkelijke rechtspersonen of van de geloovigen, naar draagkracht; vrijwillige bijdragen der geloovigen, daartoe dikwijls in vereenigingen georganiseerd (zie Sint Pieterspenning, Pauselijke Missiegenootschappen, Leo-Stichting); subsidie van het burgerlijk gezag; inkomsten van haar eigen bezittingen (zie Kerkelijk goed).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk