Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Gezinsverpleging

betekenis & definitie

Gezinsverpleging - 1° Van kinderen

a) Particuliere gezinsverpleging. Naast de uitzending van zwakke kinderen naar koloniehuizen kwam omstreeks 1907 voor het eerst uitzending van stadskinderen naar gezinnen op het platteland sporadisch voor. Deze geschiedt op groote schaal sinds 1918, toen in de steden, vooral voor kinderen, gevaar van ondervoeding dreigde. Zij werd georganiseerd op aansporen van arts C. Dekker, secretaris van de Ned. Ver. ter bestrijding der t.b.c. Er werd een lichaam gevormd, Centrale Commissie voor uitzending van Ned. kinderen naar buiten, dat het beschikbaar gesteld rijkssubsidie verdeelt. Kath. kinderen worden zelfstandig uitgezonden door de Kath. Kinderuitzending voor het bisdom Haarlem, voor de rest van het land door het R.K. Huisvestingscomité te Den Bosch. Beide ontvangen het subsidie via de C. C. Van rijkswege is geneeskundig en verder toezicht geregeld op de selectie der uit te zenden kinderen en der gezinnen, waar zij worden ondergebracht. Vooral sinds de gezinnen meer dan aanvankelijk tot den stand der boerenarbeiders zijn gaan behooren, staat de verpleging achter bij die in koloniehuizen. Voordeel daarentegen is de geringere kostprijs.
b) Voor de wettelijk geregelde gezinsverpleging (bijv. van voogdijkinderen), ➝ Kinderbescherming; Kinderwetgeving. Zie ook ➝ Psychopathenwetgeving.

L i t.: R. Eykel, Overzicht over het soc. hygiën. werk in Ned. op het gebied v. d. dienst der volksgezondheid.

H.J. Damen.
2° G. van krankzinnigen

in gestichtsverband is mogelijk door een bij de wet van 15 Juli 1904 ingelaschte paragraaf in de wet tot regeling van het Staatstoezicht op krankzinnigen (art. 35 A). Hierin is bepaald, dat in een gezin ten hoogste drie krankzinnigen mogen verpleegd worden, indien het gezinshoofd een overeenkomst sluit met het gestichtsbestuur en dit laatste de verantwoordelijkheid draagt. De gezinsverplegingswoning wordt dan beschouwd als deel van het krankzinnigengesticht. Het stelsel van de g. vindt zijn oorsprong in Geel, een gem. in de Belgische Kempen, waar reeds in de 12e eeuw de H. Dymphna vereerd werd als patrones der krankzinnigen. De lijders, die ter bedevaart kwamen, werden in de huizen der inwoners opgenomen.

Sedert 1851 is de kolonie te Geel een gemeentelijke instelling onder Staatstoezicht. In Ned. past men de g. toe in nauw verband met een gesticht. Het eerst geschiedde dit in Ermelo, vanuit het gesticht Veldwijk. De voordeelen van de g. boven gestichtsverpleging zijn niet twijfelachtig. Het verbetert het lot der patiënten in hooge mate. Hoelen.

< >