Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

singel

betekenis & definitie

VsingA) m. (~s; -tje) [Lat. cingulum < cingere. gorden] I. Eig, gordel nl. 1. buikriem van een paard ; de losmaken. 2. gordel, ceintuur inz. van geestelijken : de priesters dragen een boven de toog; een met zijden kwastjes. 3.

Kat. wit koord, waardoor de * albe om de middel wordt vastgebonden. II.

Metf. weg langs de buitenzijde van de stadsgracht : in de voorstad, langs de wandelen; een -tje maken, om de stad wat rondwandelen. III.

Metn. [van II] 1. stadsgracht : de is dichtgevroren. 2. huizen, bewoners langs een singel: de is af gebrand; heel de was te been.

< >